site logo

Ilse Oosterlaken

All-rounder in de academische wereld

Onderzoekswebsites | Wetenschapscommunicatie | Academische Ondersteuning

Onderzoekswebsites
Wetenschapscommunicatie
Academische Ondersteuning

Een carrière in het bedrijfsleven of stilstaan in het onderwijs?

Achtergrondverhaal, Minor journalistiek

Universitair opgeleiden willen niet meer voor de klas

Met een universitair diploma natuurkunde op zak heb je een goede basis voor een glanzende carrière in het bedrijfsleven. Waarom zou je er dan voor kiezen om tot je pensioen op een middelbare school voor de klas te gaan staan? Het salaris is laag en de doorgroeimogelijkheden zijn gering.

Leraar zijn in het voortgezet onderwijs is geen aantrekkelijke baan voor jonge academici, zo concludeerden recentelijk zowel de Onderwijsraad als het Sociaal Cultureel Planbureau.


Dit is een achtergrondverhaal dat ik tijdens mijn minor journalistiek (2006) geschreven heb voor het vak Publieksgericht Schrijven.


Het gebrek aan belangstelling voor het leraarschap is een probleem omdat binnen een paar jaar een derde van de huidige leraren met pensioen zal gaan. Als niemand hen wil opvolgen, dan staat Nederland een gigantisch lerarentekort te wachten. Vooral bij de vakken natuurkunde, wiskunde, economie en Duits zal dit het geval zijn.

Als lesgeven op een middelbare school niet snel interessanter wordt gemaakt voor academici, dan zullen scholen steeds vaker ongekwalificeerde leerkrachten moeten aannemen. Dit is een bedreiging voor de onderwijskwaliteit. Om die te verbeteren zijn volgens de Onderwijsraad docenten met een universitaire graad “van groot belang.” Maar van alle docenten onder de 35 jaar heeft slechts 26% een academische opleiding, bij de docenten van boven de 55 is dat nog 42%. Het aantal eerstegraads docenten in de bovenbouw van havo en vwo nam af van 92% in 1994 naar 85% in 2004.

Het huidige beloningssysteem in het voortgezet onderwijs is een van de redenen voor deze daling. Universitair afgestudeerden kunnen hun eerstegraads lesbevoegdheid halen door nog een extra jaar lerarenopleiding te doen. Maar vervolgens verdienen zij geen cent meer dan hun collega’s die na de havo een HBO-lerarenopleiding, leidend tot een tweedegraads bevoegdheid, hebben gedaan. En oud-studiegenoten die voor het bedrijfsleven kozen, gaan ieder jaar meer verdienen. Het salaris van de lesgevende academicus daarentegen stijgt in de rest van zijn werkzame leven nog nauwelijks.

Jaap de Bruin (26) heeft zijn studie natuurkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven aangevuld met een lerarenopleiding. Hij werkt nu bij onderzoeksinstituut TNO. Waarom is hij eigenlijk geen leraar natuurkunde geworden? “De slechte betaling”, antwoordt hij zonder aarzelen. Bovendien had hij na zijn stages – bij het Heerbeeck College in Best en het Augustinianum in Eindhoven – het gevoel “dat het onderwijs wel ging lukken.” Hij wilde graag andere uitdagingen aangaan en die zag hij niet in het onderwijs.

Ook de Onderwijsraad meent dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor leraren om zich te ontwikkelen binnen hun vak. Om het beroep interessant te houden pleit de raad voor meer gelegenheid tot bijscholing en cursussen. Ook zou het voor academici mogelijk moeten worden om hun werk te combineren met een promotieonderzoek. Van dat laatste ziet Erich de meerwaarde niet in: “En daarna? Dan zit je nog steeds in hetzelfde onderwijs.”

Wat hij naast het huidige beloningssysteem vooral een probleem vindt, is dat het aantal uren voor exacte vakken de laatste jaren onder druk heeft gestaan. “Je zou meer met je vak willen doen dan in de lesuren mogelijk is”, meent hij. Er is volgens hem tegenwoordig gewoon niet genoeg tijd meer om het natuurkundevak interessant te maken voor de leerlingen.

De in Veldhoven woonachtige Patrick Bakker (31) – eveneens een studie natuurkunde en een lerarenopleiding afgerond – beleeft het anders. Sinds drie jaar werkt hij als leraar op het Beekvliet Gymnasium in St. Michelsgestel. Je moet volgens hem het vak dat je geeft inhoudelijk interessant vinden, maar vooral ook kunnen genieten van kleine momenten met leerlingen. “Een grapje op de gang, of zien dat het kwartje valt,” geeft Van Aarle als voorbeeld.